Avonturier, pelgrim, berouwvol maar bovenal uitmuntend schrijver, Fernão Mendes Pinto heeft ons een ongeëvenaarde romance nagelaten, de levende en menselijke hartkloppingen van een van de grootste historische avonturen van de mens.
Lager Silezië, herfst 1981. Na een serie van provocaties naar de geheime dienst lijkt een confrontatie tussen de oppositie en de communisten onvermijdelijk. Kort voordat de staat van beleg wordt afgekondigd, besluit een groep jonge activisten van de vakbeweging om tijdens een gewaagde actie.
De dokter Dimitris Vellis en zijn veel jongere vrouw Irene, afkomstig uit Klein-Azië, vestigen zich, net als veel andere vluchtelingen, in Anavyssos. Irini, in plaats van het verbouwen van voedselproducten – granen, wijnstokken of tuinbouw – zoals aanbevolen door de overheid, geeft er de voorkeur aan rozen te kweken. Hun dorpsgenoten hebben hun eigen problemen: Fotis Glaros, die op een dag zijn veld aan het graven is, staat voor een oud standbeeld, maar verbergt dit feit ijverig. Een dame, die met spanning wacht op de terugkeer van haar zoon van het front, hoort het onaangename nieuws van zijn dood. Dimitris heeft het gevoel dat zijn huwelijk kapot is, en aan de andere kant kan hij niet overweg met de andere Klein-Azië-vluchtelingen. Irene, die de impasse voelt, ontwortelt in een moment van wanhoop de rozenstruiken.
Parijs, 1995: De gepensioneerde kolonel Raoul Duplan wordt in zijn appartement gevonden met een kogel in zijn hoofd. Bij de politieagenten die de zaak onderzoeken arriveert een anonieme brief met de tekst 'De kolonel stierf in Saint-Arnaud'. Saint-Arnaud, Algerije, 1957: De jonge advocaat Guy Rossi betrekt zijn nieuwe functie als juridisch assistent van Duplan. Op dat moment komen de geïnstitutionaliseerde martelpraktijken van de koloniserende Frans macht tot wasdom. Al snel zal de jonge advocaat een beul worden.