Yuta heeft een jaar geleden zijn vader verloren door een auto-ongeluk. Terwijl hij in de bergen kevers gaat vangen, glijdt hij uit en raakt buiten westen. Als hij bijkomt ziet hij de kleine Saeko en volgt deze naar het dorp, dat er anders, ouder, uitziet. Een oude man vertelt hem dat hij een maand in deze tijd mag blijven. Een waardevolle zomervakantie begint voor Yuta.
Op het dak van een oud paleis verschijnen een jonge ridder en zijn dame. Terwijl ze de liefde bedrijven, verschijnt er een lelijke oude heks, die nogal lastig is. De ridder beveelt haar te vertrekken, en wanneer hij op het punt staat haar weg te dwingen, gaat ze op haar bezem zitten en stijgt ze naar de maan. Nadat ze is verdwenen, zorgt ze ervoor dat verschillende hob-goblins het paar achtervolgen, waarbij de laatste de dame steelt. De ridder, verwoed van verdriet, wordt plotseling geconfronteerd met een fee, die hem een magisch zwaard aanbiedt en hem vertelt dat hij het kan gebruiken om de jonge vrouw terug te krijgen.