In 1923, in een goedkoop pension in Tokio, verveelde een lome jongeman genaamd Goda zich. Op een dag, terwijl hij zich verkleedt met een vrouwenpruik en lippenstift, maakt hij per ongeluk een plafondplank in zijn kast los. Terwijl hij omhoog klimt, ontdekt hij een slecht verlichte doorgang onder het dak die naar de andere kamers van de bewoner leidt. Al snel rent hij rond als een ninja, maakt knoesten en verplaatst plafondplanken voor een beter zicht. Wat hij ziet zijn de intieme handelingen – sadistisch, crimineel of vaag krankzinnig – die oneindig veel meer over zijn medebewoners onthullen dan de verschillende fronten die zij aan de wereld presenteren.
De film volgt een eeuw lang de levens van de Knieps, een Oostenrijkse familie van circusbezitters. Het betreft vijf generaties van deze familie. De nimmer oud wordende Celavi overloopt de periode van 1910 tot het heden. Aan bod komen de avonturen en de liefdes van de Knieps, van hun bloei tot hun verval.
Solomon, die tot een band behoort, is verliefd op Soshanna, die uit een gezin uit de hogere klasse komt. Het verhaal vertelt hoe Salomo erin slaagt alle obstakels te overwinnen om met Soshanna te trouwen.
Op haar 18de verjaardag ontdekt Constanze dat ze ooit zes broers had, maar dat die door een vloek in witte zwanen zijn veranderd. Constanze is de enige die de vloek ongedaan kan maken. Maar dan mag ze zes jaar niet meer spreken en moet ze uit brandnetels hemden maken voor haar broers. Constanze aarzelt geen moment, verlaat het ouderlijk huis en begint aan haar taak. Maar dan ontmoet ze een prins, die verliefd op haar wordt.