De kinderen Fritz Fuchs en Roman Zenkert vinden in een grot in de Alpen een schat die Hannibal ongeveer 2200 jaar geleden had verborgen toen hij de Alpen overstak. Voordat ze hem kunnen terugkrijgen, stort de grot ineen. Roman vlucht en verlaat zijn vriend Fritz, die zich alleen met de hulp van zijn hond kan bevrijden. Jaren later vliegt de inmiddels volwassen Fritz Fuchs zijn op zonne-energie werkende paraglider over zijn woonplaats Bärstadt, wanneer Laila, het jonge nichtje van zijn vriendin Yasemin, op vakantie komt. Voor hun ogen rijdt een roekeloze chauffeur een hond en doodt hem. Fritz en Laila vinden drie puppies van de gedode teef en nemen ze mee naar boven.
Kabouter Plop houdt samen met zijn kaboutervrienden Lui, Klus en Kwebbel een lenteschoonmaak in zijn paddestoel. Bij het schoonmaken van de schoorsteen ontdekt Klus een schatkaart. De kabouters besluiten om samen de Kabouterschat te zoeken. Maar... de tocht is moeilijk en gevaarlijk. De kabouters moeten over een gammele hangbrug en door een bos dat overbevolkt is met vogels. Op de koop toe moeten ze een grote-mensen-weg oversteken. Onderweg ontmoeten Plop, Lui, Klus en Kwebbel nog twee andere kabouters, Pif en haar broer Paf. Lui wordt smoorverliefd op Pif. Door een toeval komt de schatkaart in de handen van Pif en Paf. Ook zij gaan op zoek naar de schat.